In die
tijd sprak Jezus tot zijn leerlingen:
“Ik ben de goede herder.
De goede herder geeft zijn leven voor zijn schapen.
Maar de huurling,
die geen herder is en geen eigenaar van de schapen,
ziet de wolf aankomen,
laat de schapen in de steek en vlucht weg;
de wolf rooft ze en jaagt ze uiteen.
Hij is dan ook maar een huurling
en heeft geen hart voor de schapen.
Ik ben de goede herder.
Ik ken de mijnen en de mijnen kennen Mij,
zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken.
Ik geef mijn leven voor mijn schapen.
Ik heb ook nog andere schapen,
die niet uit deze schaapsstal zijn.
Ook die moet Ik leiden
en zij zullen naar mijn stem luisteren
en het zal worden: één kudde, één herder.
Hierom heeft de Vader Mij lief,
omdat Ik mijn leven geef
om het later weer terug te nemen.
Niemand neemt Mij het af,
maar Ik geef het uit Mijzelf.
Macht heb Ik om het te geven
en macht om het terug te nemen:
dat is de opdracht, die Ik van mijn Vader heb ontvangen.”
Beste
vrienden,
Twee weken
geleden hoorden we uit het Paasevangelie het verhaal van Thomas en de andere
leerlingen. Ik heb het er toen over gehad hoe iedereen op zijn of haar eigen
manier geraakt werd door Jezus. Er was niet één (efficiënte)
verschijning die goed genoeg was voor alle discipelen. Integendeel er waren méérdere
verschijningen. En elke verschijning was net een beetje anders. En hoewel de
leerling of leerlingen Jezus eerst níet herkennen, zien ze hem daarna wel.
Maria Magdalena
als haar naam wordt genoemd, de Emmaüsgangers bij het breken van het
brood, en Thomas als hij met zijn hand Jezus kan aanraken.
Het stuk dat
we vandaag horen is een soort vervolg daarop. Als Jezus vertelt dat hij de
Goede Herder is, dan is dat heel beeldend. We zien het voor ons. Lieve Jezus,
met een tevreden kijkend schaapje op zijn schouders, lopend door één of ander sappig
weiland, met af en toe een bucolisch heuveltje voor de afwisseling.
Een mooi
plaatje voor aan de muur. Maar als we van dit verhaal een mooi plaatje maken,
dan raakt het zoek. En als iets zoek raakt, moeten we – in de geest van de
Goede Herder - er achter aan. We laten dus negenennegentig mooie plaatjes even
achter ons om op zoek te gaan naar wat de Herder en de kudde wérkelijk kunnen
betekenen.
Het verhaal gaat
namelijk echter dieper dan het mooie plaatje. We mogen tasten, voelen wat het
betekent. Het is niet onbelangrijk, want herder is voor ons zo`n geladen
woord. De traditie van de kerk ziet de herdersrol terug in de priesters, en dat
ís ook zo. Maar je kan het nog wat breder trekken en zeggen iedereen die
verantwoording draagt in de kerk, verantwoordelijkheid heeft voor anderen deelt
op één of andere manier in dat herder-zijn. Het gaat niet alleen over de
pastoor vandaag, of over de priesterstudenten – het is ook Roepingenzondag,
heel mooi! – maar over iedereen.
Het evangelie
van de Goede Herder dan begint – wanneer we het lezen - niet héél erg romantisch.
Het lijkt op het eerste gezicht niet op dat mooie plaatje aan de muur.
We beginnen
met het verschil tussen herders en huurlingen, daar zit al een spanning. Jezus is
de Goede Herder, hij zorgt voor de kudde. Maar die kudde is zonder herders in
gevaar. Er zijn bedreigingen, er is kwaad in de wereld. En een bepaald soort…
zaakwaarnemers, zal ik maar zeggen, brengen het er niet goed van af. De
vertaling noemt ze huurlingen maar misschien zou dagloners beter
zijn. Waar het namelijk om gaat is hun relatie of liever gebrek aan relatie
met de kudde. De herder is betrokken bij wat er gebeurt met de
kudde. De dagloner staat meer op afstand. Hij werkt wel degelijk, maar houdt
zichzelf ook in reserve. Hij kan zich niet helemaal geven.
De dagloners
zorgen voor de kudde omdat ze er voor betaald worden. Of dat veel of weinig
geld is doet er niet toe. Waar het om gaat is dat hun hart uiteindelijk niet bij
de kudde ligt.
En ik stel
me voor, dat kan best lang goed gaan. Met zo`n dagloner. Aan de buitenkant zie
je misschien geen verschil. Sterker nog: misschien zien ze er aan de buitenkant
zelfs uit als efficiëntere herders met heel wat meer zichtbare resultaten!
Tót er een
crisis uitbreekt. Dat noemt het evangelie “de wolf”. Dat kan van alles zijn,
maar het is nooit goed nieuws: een wolf aan de deur. Opeens is er nood aan de
man. Er is crisis. En dan vallen de maskers af.
Want dát is het kenmerk van een crisis: alles wordt zichtbaar. In
een crisis kun je niet meer goed verbergen wie je werkelijk bent. Daar is geen
energie meer voor. Je kan je lang voordoen als het één of het ander, tot de
werkelijkheid inbreekt, in wolvenvorm. Het is pijnlijk om te zien wat er dan
gebeurt. Maar het is wel duidelijk!
Jezus stelt
zichzelf tegenover de dagloners. Hij presenteert zichzelf als hét voorbeeld van
wat een échte herder is. Hij legt ook
uit wát Hem tot herder maakt. Dat kan ons een beetje afschrikken, want er staat:
Ik geef mijn leven voor mijn schapen. Dan hebben we al gauw een beeld in
ons hoofd over dat je – als je een goede herder wilt zijn – jezelf eigenlijk
helemaal op moet branden. Of het zelfs niet moet overleven. Dat klinkt nogal
rauw. Maar dat is niet de kern.
Het woord
dat er staat voor leven (psyche) betekent in het Grieks namelijk niet in
de eerste plaats je biologische leven. Het leven van ons lichaam. Je kan het
misschien het beste vertalen met met hart en ziel. Met hart en ziel is
hij verbonden aan de gemeenschap, aan de mensen om hen heen. En niet alleen om
de mensen die al bij de Jezusbeweging horen, nee, er moeten zoveel mogelijk
mensen bij! Buiten de grenzen van land, en taal. Buiten de grenzen van het Joodse
volk. De hele wereld in:
Ik heb
ook nog andere schapen,
die niet uit deze schaapsstal zijn.
Ook die moet Ik leiden
en zij zullen naar mijn stem luisteren
en het zal worden: één kudde, één herder.
Enkel een boodschap
die met hart en ziel gebracht wordt, brengt echte bevrijding. Geen ander
verhaal, hoe slim het ook in elkaar zit, hoe diepzinnig het ook klinkt, kan
dat. Als de boodschap niet met hart en ziel uitgedragen wordt, als je wezen
niet meeneemt, als je er niet ten diepste mee verweven raakt – wordt het ook niet
wat het moet zijn.
Jezus zegt dus
ook niet: ze zullen luisteren naar mijn boodschap, ze zullen luisteren naar
mijn programma, ze zullen luisteren naar mijn uitleg, naar mijn boek. Jezus
schreef geen boek, want Jezus’ boodschap is ten diepste Jezus zelf. Hij
is degene die je hoort. Hij is degene die je herkent aan zijn toewijding
in hart en ziel. Dat kun je niet imiteren. Je kan niet doen alsof. Of
althans, niet lang.
Kerk-zijn is
dus maar ten dele het volgen van een leer of een kwestie van theologie. Die
zijn er allemaal, ja, en ze zijn belangrijk, zeker. Maar je kan ze niet
apartstellen, droogkoken en losmaken van de bezielde gemeenschap die ons draagt
en die wij dragen. Als we dat toch doen dan wordt hetgeen waar wij voor staan één leer onder velen. Een zoveelste
boek op de grote plank “Spiritualiteit
en Zelfhulp” bij de boekwinkel.
Nee. Wij
allen hebben zijn stem gehoord, Jezus’ stem. Op de één of andere manier. Niemand
op exact dezelfde manier. Uit welke schaapstal wij ook komen, wij zijn geroepen.
Jezus roept ons als leden van zijn kerk. De één door het noemen van zijn naam,
de ander door het breken van het brood, de derde door een aanraking. Hij blijft
roepen, opdat wij Hem volgen.
Die
bezieling voelen we misschien niet elke dag bij onszelf. Dat kan. Emoties komen
en gaan. Ons geestelijke leven heeft geen knop waar je zomaar aan kan draaien.
Het kan zijn dat we denken, ik voel die bezieling niet elke dag (of niet meer
zo..). Maar als dat zo is: laten we onszelf dan niet in de put praten. Integendeel:
laten we dan het mooie plaatje weer voor de geest halen. Nu kan dat wel, omdat
we de betekenis er van zien. Als lam op de schouders van de Goede Herder: zo worden wij meegenomen. Ons eigen “hart en
ziel” is soms weifelmoedig, maar de Herder draagt ons. Hij geeft zichzelf –
hart en ziel - voor de schapen. Moge die realiteit óns bemoedigen, bezielen, en
moed geven – in alles wat wij doen.
Amen.